RudicArt
En op een dag kwam hij weer.
Ik reed over een verlaten weg naar de volgende stad toen het gebeurde. Het ging over dringende zaken die niet wachten konden. Ik moest er heen ook al regende het pijpenstelen. Aangenaam was anders. Om een of andere reden was ik afgeweken van de hoofdweg. Ineens bevond ik me op een weg die ik niet kende. Een kleine onoplettendheid had me blijkbaar parten gespeeld. Wat verder op de weg besloot ik terug te keren. Juist op dat moment begon de motor te sputteren. En jawel, motorpech! Verdorie, hier toch niet! Ik verwenste mezelf dat ik niet op de hoofdbaan was gebleven.
De auto kwam tot stilstand. Ik stapte uit, trok mijn jas over mijn hoofd en keek onder de motorkap. Ik zocht wanhopig in de kleverige motorruimte naar iets. Iets makkelijks, iets dat zo weer in orde te maken zou zijn. Dan kon ik zo weer verder. Maar ik zag niets abnormaals. Toen beklaagde ik mezelf dat ik zo weinig van mechaniek af wist. Het zou me een keer zuur opbreken en ja, nu was het dan zover. Ik zuchtte en keek over de weg. Geen levende ziel te zien. Nergens. Ik klapte de motorkap dicht en ging uitermate ontstemd weer achter het stuur zitten. Met fors geweld sloeg ik de deur toe. Ik was pinnijdig op mezelf. Eerst verkeerd rijden en op de koop toe nog in panne vallen. En alsof dat nog niet genoeg was blokkeerde mijn gsm ook nog. Ik had het rotding wel door het raampje kunnen keilen, maar ik hield me in. Daar zat ik dan. Wat kon ik doen? Denken, denken...
- Meneer, wil je me asjeblieft een schaap tekenen?
Ik schrok van het stemmetje dat van achter mij kwam. Met een ruk draaide ik me om en zag een jong kereltje met goudblonde krullen mij van op de achterbank aanstaren. Om zijn hals droeg hij een violette sjaal.
- Wat kom jij hier doen? vroeg ik geïrriteerd.
Hierop antwoordde hij niet. Er verscheen een soort van verrukking in zijn ogen toen hij zei:
- Ken je het avontuur nog van die meneer die met zijn vliegtuig strandde in de woestijn van Afrika?
Ik moest bekennen dat ik niet begreep waarover hij het had en ik zei hem dat dan ook.
- Kereltje, antwoord nu eens op mijn vraag; vanwaar kom je en wat wil je?
Maar weer antwoordde hij niet. Hij zei:
- Ik ben de kleine prins, ik woon op de kleine asteroïde B 612. Weet je het nog?
- Wat zeg je? De kleine....
Ik zag hem lachend naar mij kijken. Ja, nu begon het me te dagen. Dat verhaal had ik wel eens gelezen, jaren geleden toen ik nog in de schoolbanken zat. De kleine prins van Antoine de Saint-Exupéry.
Hij lachtte omdat ik het me herinnerde.
- Ja, ik geloof dat ik het weet. Was het niet iets met een bloem waarvoor je wilde zorgen? En kwam er geen vos in voor?
Mijn boosheid zakte weg. Ik herinnerde me dat we dat boekje in de Franse les hadden moeten doornemen. Het ging toen over vertalen, leren uitspreken en over wat ze ‘grammaire française’ noemden. Maar hoe het hele verloop van het verhaal was, dat herinnerde ik me niet meer. Wat ik wel wist was dat ik dat boekje nooit had weggegooid omdat ik het gevoel dat het iets waardevols had. Het moest nog op zolder liggen.
De kleine prins begon te vertellen:
- Ik had op mijn asteroïde moeilijkheden met een bloem. Ik vloog naar andere planeten om vrienden te zoeken en om te leren. Overal kwam ik rare figuren tegen. En zo kwam ik ook op de aarde terecht. Na lang zoeken ontmoette ik een vos. Tem mij, vroeg de vos toen. Dan hebben we elkaar nodig en dan zijn we vrienden. Dan zijn we voor elkaar uniek in de wereld. Je kunt alleen maar dingen kennen door ze te temmen en er vertrouwd mee te raken, zo zei hij nog. En ik temde de vos.
En daarna heeft hij mij zijn geheim toevertrouwd. Hij zei: het is heel simpel, je kunt alleen maar goed kijken met je hart. Het essentiële is onzichtbaar voor het oog. De mensen zijn dat vergeten, zo zei hij nog. Je wordt voor altijd verantwoordelijk voor datgene waarmee je banden hebt geschept.
Ik keek hem verbaasd aan.
- Ja, maar wat heeft dat te maken met het feit dat je nu hier in mijn auto zit?
Weer antwoordde de kleine prins niet op mijn vraag. Hij vertelde verder:
- En toen kwam ik die vliegenier tegen die zijn vliegtuig wou repareren in de woestijn.
- Wat was daar ook al weer mis mee?
- Met hem ben ik vriend geworden. Ik heb hem toen naar de waterput gebracht, dicht bij de plaats waar ik geland was. Ik heb hem de essentie van water en van het leven leren begrijpen. En dat heeft zijn leven gered. Vanaf toen kon hij zijn vliegtuig in orde maken hetgeen hij dan ook deed. Het ging als vanzelf. Daarna zijn we elk naar huis gegaan. Ik kon niet langer blijven omdat ik verantwoordelijk was voor mijn bloem.
Ik dacht na over wat de kleine prins had gezegd.
- Ja, met wat zijn we bezig, mijmerde ik.
- De mensen, zei de kleine prins, stoppen zich in sneltreinen, maar weten niet meer wat ze zoeken. Ze maken zich overal druk over en toeren maar in het rond.
- Ja, dat is waar, zei ik.
Ik draaide me terug om en keek door de vooruit. Het regende nog steeds en het had er geen schijn van dat het zou opklaren.
- Ben jij ook een serieuze meneer? Heb jij de boodschap van de vos begrepen?
Ik moest bekennen dat ik me meerdere keren inliet met de zogenaamde belangrijke dingen van de wereld.
- Ja, af en toe probeer ik wel de dingen te zien zoals jij ze verteld. Maar makkelijk is dat niet.
- Gewoon doen, zoals vroeger toen je nog klein was. Wat belangrijk is, dat is niet zichtbaar. Datgene wat zichtbaar is, kan je alleen maar leiden naar de essentie. Kijk!
Ik keek en zag alleen maar regendruppels die op voor- en zijruiten haastig naar beneden dreven. Na een tijdje mijmeren werd mijn blik dromerig. Ik raakte geboeid door het spel van de druppels. Ik begon hun bewegingen te volgen. Ze renden als gekken en lieten een dun spoor na dat uiteindelijk kronkelend verdween. Sommige werden uit elkaar getikt door een nieuwe druppel die uit de lucht viel. Ze leken allemaal als vloeibaar kristal, die samen een ingewikkeld spel speelden. Ik raakte werkelijk gefascineerd en hoorde nu ook het tokkelen van de regendruppels op het dak van de auto. Het ritme verbaasde me. Het klonk als muziek in de oren.
- Ja, ik denk dat ik het begrijp, jongen. De essentie, dat is het waar het om gaat.
Ik keek in de spiegel maar zag de kleine prins niet. Ik draaide me om en zocht op de achterbank. Weg! Waar was hij nu, ik had geen deur gehoord. Vreemd!
Na een tijdje begon de regen op te houden. De zon brak door. Ik maakte aanstalten om uit te stappen maar besloot nog één keer te starten. Ik draaide de sleutel, de motor deed moeite en ja! Daar ging hij. Nog even sputterde hij als wou hij nog wat onzuiverheden uitspugen. Maar hij bleef draaien. Dat was verdomme het toppunt! Ik trapte een paar keer goed op het gaspedaal. Dat klonk als muziek! Blij met deze wending zette ik de auto in eerste versnelling. Ik keek nog één keer achterom naar de plaats waar de kleine prins gezeten had. Hij had me iets geleerd, hij had me iets doen herinneren dat ik al lang vergeten was, te lang om goed te zijn. Ik keerde de auto en reed terug naar de hoofdweg. En waar ik rechts had moeten afslaan, sloeg ik linksaf, terug naar huis. Ik wou persé weten waar ergens op zolder dat boekje lag. En ik wou het direct lezen. Ik wou weten hoe het verhaal echt in elkaar zat. Ik wilde zijn boodschap door hebben. En ik gaf er geen moer om als niemand ooit zou begrijpen dat dit zo belangrijk voor mij was.